“Gesigneerd exemplaar ‘Jan Toorop’ door Miek Janssen”
Beschrijving:
Miek Janssen hield waarschijnlijk het door haar geschreven boek Jan Toorop en zijn werken ten doop in Villa Zeno te Ulft. Dit is o.a. op te maken uit onderstaand door Toorop gesigneerde 1e exemplaar voor Therese de Lom-de Berg. Dit specifieke boekje is alom beschreven op het internet en is na veel omzwervingen teruggevonden in Australië.
Kunstenaar: Miek Janssen
Jaar: 1916
Formaat: 17 x 27cm
Categorie: Symboliek
Jaar: 1916
Formaat: 17 x 27cm
Categorie: Symboliek
Wanneer u interesse heeft in dit werk, kunt u contact opnemen met Sjoerd Schepman via sjoerd@persch-art.nl.
Miek Janssen (1890-1953)
Miek Janssen groeide op in Oosterbeek, waar haar vader als kelner werkzaam was bij hotel Schoonoord – later zou hij directeur van het hotel worden. Het was een religieus gemengd gezin – de moeder was rooms-katholiek, de gezindte van de vader is onbekend. Er was thuis veel aandacht voor artistieke ontwikkeling. Haar oudere broer Fred (1883-1933) schilderde, haar zuster en haar jongere broer speelden piano en fluit. Miek zelf kreeg zangles en schreef gedichten. Ook volgde ze een opleiding in modetekenen.
In 1912 maakte Miek Janssen in Nijmegen kennis met de schilder Jan Toorop (1858-1928), die ze bewonderde. Van zijn kant had Toorop waardering voor haar verzen. Hun wederzijdse genegenheid verdiepte zich toen Miek Janssen zich in 1914 rooms-katholiek liet dopen. Toorop stimuleerde haar tot het schrijven van kunstkritieken. Haar eerste gedichten verschenen in de Catalogus tentoonstelling Jan Toorop (1914), bij een tentoonstelling in kunsthandel Theo Neuhuys in Den Haag. Vanaf 1915 publiceerde Miek Janssen verscheidene dichtbundels, waarin vele verzen voorkomen die geïnspireerd waren door werken van Jan Toorop, zoals Aan den einder (1915), Aan de bron (1916), Schaduw van den toren (1918). Toorop voorzag de bundels van illustraties en bandversieringen.
Tot 1921 woonde en werkte Miek Janssen in Apeldoorn, vanaf 1922 in Den Haag. Ze verdiepte zich intensief in het werk van Jan Toorop. Van haar essay ‘Jan Toorop’, dat in Onze Kunst (1915) verscheen, kwam in hetzelfde jaar een afzonderlijke boekuitgave uit, die in korte tijd drie drukken beleefde. Zelf ging ze in deze tijd ook schilderen. Uit 1917 dateert een niet-onverdienstelijke ‘mediterende Jan Toorop’. Maar vooral bleef ze over hem schrijven. In 1920 verscheen haar Schets over het leven en enkele werken van Jan Toorop (herdrukt in 1925), en in 1922 haar studie Jan Toorop’s Kruiswegstaties, St. Bernulphuskerk te Oosterbeek. Intussen had Miek Janssen ook het toneelstuk De ‘onreinen’ (1919) en het mysteriespel ‘De wroeging’ (1922) geschreven. De literaire kritiek was overwegend negatief over haar werk. Het klimaat was niet gunstig voor de mystieke, vroom katholieke gedichten en men verweet haar geëxalteerdheid en technisch onvermogen. Haar latere romans Renera Genoveva de Caettens (1925) en Leven! Parijsche roman (1929) werden ook slecht ontvangen: ze leden aan een verouderde ‘decadente’ inslag. Sympathie en erkenning ondervond de dichteres alleen van enkele katholieke literatoren en critici, geestelijken die bevriend waren met Jan Toorop. Veel artistieke en spirituele steun kreeg ze van pater G.D.A. Jonckbloet s.j. (1848-1926). Dat ook haar werk als beeldend kunstenares lauw werd ontvangen, kwam minder hard aan: ze was zich bewust van haar beperkte talenten op dit terrein.
Miek Janssen heeft moeten aanvaarden dat zij in het leven van Jan Toorop – wiens huwelijk met Annie Hall niet gelukkig was – op de tweede plaats kwam, na zijn enige dochter Charley. In haar Herinneringen aan Jan Toorop (1933), een jaar eerder verschenen in het geïllustreerd weekblad Opgang, probeert ze rekenschap af te leggen over haar relatie met de schilder, met wie zij een mystiek katholieke inspiratie deelde. Zelf trouwde ze op haar 45ste met Rodolphe le Conge Kleyn, een 65-jarige weduwnaar met twee minderjarige kinderen. Hij steunde haar in haar culturele ambities. Zo hield hij een toespraakje bij de opening van een expositie (1937) en verleende hij financiële steun aan haar publicaties. Miek Janssen is blijven publiceren (verzen en oorlogsromans) en schilderen. Aan de artistieke ‘wereld’ nam zij niet noemenswaardig deel. Ze ontwikkelde een speciale belangstelling voor de handlijnkunde, zoals ook blijkt uit advertenties die ze als ‘handlijnkundige en psychometriste’ plaatste in Het Vaderland. Aan haar bewerking van Noel Jaquins De hand van de mens (1934) voegde ze een studie over de hand van Jan Toorop toe.