Gezicht op het viaduct in Glebce (1908)
Beschrijving:
Dit werk is een unieke tempera uit 1908 door de Pools/Duitse kunstenaar Otto Mueller. Het werk toont een ‘Gezicht op het viaduct in Glebce’ en deze plaats komt ook overeen met de literatuur over meerdere treinreizen, die Mueller maakte tussen Polen en Duitsland. Dit werk heeft nog hele duidelijke impressionistische kenmerken, maar vertoont ook al de expressionistische toets, waar hij zo bekend mee werd. Zijn vroege werk is beïnvloed door het impressionisme en tempera was een favoriet medium van de Duitse Expressionisten. Op de achterkant van dit specifieke werk zit een handgesigneerde litho van Otto Mueller “Waldlandschaft”. Deze litho alleen heeft al meerdere malen een significant bedrag opgeleverd bij 1 van de grote veilinghuizen.
Kunstenaar: Otto Mueller
Jaar: 1908
Formaat: 69 x 58cm
Categorie: Duits Expressionisme
Jaar: 1908
Formaat: 69 x 58cm
Categorie: Duits Expressionisme
Wanneer u interesse heeft in dit werk, kunt u contact opnemen met Sjoerd Schepman via sjoerd@persch-art.nl.
Otto Mueller (1874–1930)
Otto Mueller was een schilder en graficus en is in de leer geweest als lithograaf; in 1894 verhuisde hij naar Dresden om schilderkunst te studeren. In 1908 vestigde zich in Berlijn. Tentoongesteld bij Die Brücke in september 1910 als gast; sloot zich kort daarna aan bij de groep. Geïntegreerde expressionistische benaderingen van het afvlakken en vervormen van de ruimte zijn te zien in zijn sylvan-scènes van idyllische zwemmers en naakten, een thema waaraan hij zijn hele carrière bijna uitsluitend was gewijd. Hij bleef dicht bij Ernst Ludwig Kirchner en Erich Heckel, nadat deze in 1913 Die Brücke ontbond. Hij nam deel aan de oorlogsinspanning in 1916, diende eerst bij de infanterie aan het front en vervolgens als tekenaar bij een zeppelin-eenheid in Berlijn. In 1917 werd hij opgenomen in het ziekenhuis met longproblemen waarvan hij nooit volledig herstelde. In 1919 werd hij benoemd tot hoogleraar aan de Breslau Academy of Art, een functie die hij bekleedde tot aan zijn dood.
Breid zijn onderwerp uit in de jaren 1920, met geïdealiseerde scènes uit het zigeunerleven op basis van zijn uitgebreide reizen door de Balkan.
Van zijn 172 prenten waren alle litho’s, afgezien van een ets en zes houtsneden, waarvan hij er vijf in 1912 maakte onder invloed van de Brücke. Tot 1919 drukte hij zijn litho’s met de hand in kleine oplagen en gebruikte hij herhaaldelijk dezelfde, kenmerkende steen; daarna profiteerde van de printfaciliteiten van Georg Lange aan de Breslau Academy.
Postuum ontaard verklaard door de nazi’s, die 357 van zijn werken, uit Duitse musea verwijderden.